Omdat de TRIS verantwoordelijk was voor de beveiliging van Suriname, was het noodzakelijk dat er regelmatig voet- en vaarpatrouilles werden ondernomen. Vier tot vijfmaal per jaar werd een patrouille vier tot zes weken diep de binnenlanden in gezonden en tijdens de detacheringen kwamen regelmatig parouilles voor van enkele dagen. Zij verrichtte dan niet alleen puur militaire werkzaamheden, maar deed ook waarnemingen ten behoeve van het gouvernement of moest onder bepaalde omstandigheden optreden bij ongeregeldheden onder de bevolking.

Patrouille Brownsweg

Een patrouille te voet vertrekt vanuit het kampement Brownsweg de bush in – Foto Henk van Oorschot.

Voor de patouilles bij de TRIS dienden de militairen goed getraind te zijn. De training van patrouilles in de Jungle en het maken van een bivak in de jungle, werd zo spoedig mogelijk na aankomst in Suriname in het Bosbivak Zanderij gegeven.

Voorbereiding van een patrouille

Zodra de patrouillecommandant zijn patrouille-opdracht had ontvangen, verzamelde hij zoveel mogelijk gegevens betreffende de route, bodemgesteldheid, bevolking, te verwachten weersomstandigheden, aanwezigheid van water, enz. Hiervoor kon hij terecht bij Sectie 2.
Daarna werd de patrouille geformeerd. De patrouillecommandant verzamelde hierbij zo spoedig mogelijk de militaire- en zo mogelijk de burgerleden van de patrouille en lichte hen in over:

a. de patrouilleopdracht;
b. mede te nemen uitrusting;
c. de regeling v.w.b. het versturen van telegrammen aan familieleden in binnen- en buitenland;
d. de regeling v.w.b. het versturen van telegrammen in noodgevallen door familieleden aan de leden van de patrouille. (Zie voorbeeld O.V.O.)
De regelingen gesteld onder c en d werden getroffen bij patrouilles die meerdere weken duurden.

Een patroulle van de TRIS kon dus bestaan uit militairen eventueel aangevuld met burgerpersoneel, afhankelijk van de opdracht van de patrouille.
De militairen patrouilleleden waren o.a.:

a. Commandant
Deze had ook onder zijn bevelen de burgers, zoals bijv. personeel O.W.& V. en de ingehuurde boslanders.
b. Opvolgend-commandant
Bij vaarpatrouille meestal een luitenant.
Deze werd belast met de aanvraag, de ontvangst, de controle, het onderhoud, de inlevering, enz. van materiaal en materieel.
c. Radiotelegrafist
Deze werd aangewezen door Hoofd Vbdd, die hierbij rekening hield met de lichamelijke eisen, die aan de radiotelegrafist gesteld zouden worden tijdens de patrouille.
d. Gewondenverzorger
Deze werd aangewezen door de commandant van de afdeling Geneeskundige Dienst, rekening houdende met de lichamelijke eisen, die aan de gewondenverzorger gesteld zouden worden tijdens de patrouille.
Bij patrouilles die meerdere weken duurden, werd in beginsel een sergeant-ziekenverpleger ingedeeld.
Tijdens de patrouille werd hij belast met het toezicht op:
• hygiëne, speciaal bij de keuken en de boslanders
• aanleg latrines en bij vertrek het dichtgooien hiervan
• malariadiscipline
• wasplaatsen voor militair- en burgerpersoneel
• wasplaatsen voor de boslanders
• wasplaatsen voor het keukenmateriaal
• zuivering van het drinkwater.
e. Kok
Deze werd aangewezen door de officier van voeding, rekening houdende met de lichamelijke eisen, die aan de kok gesteld werden tijdens de patrouille en met de eis, dat de man dusdanig getraind was, dat hij onder ‘alle’ omstandigheden een ‘warme’ maaltijd kon bereiden. Dit wil zeggen dat hij moest weten waar hij in het terrein droog hout kon vinden en hoe hij een houtvuur kon maken, ook tijdens zware regenval. De taak van een kok was zwaar.
f. Fotograaf
Zonodig zou bij een patrouille een militair als fotograaf worden mee genomen. De patrouillecommandant diende zich voor vertrek op de hoogte te stellen van de capaciteiten op fotografisch gebied van de betrokkene. Zonodig liet hij hem voor vertrek enkele proefopnamen maken met de mee te nemen fototoestellen.
g. Oppasser
Voor elke officier één.

Bij de patrouilles van de TRIS werd er onderscheid gemaakt tussen:
 Patrouilles te voet
 Vaarpatrouilles